Menu

1 3 Oostveen Portret

Kiezen met verstand, hart en geweten

Dood van een verzetsman

‘Bij het opruimen van de IJsselbrug werd onlangs het lichaam van een man gevonden. Na identificatie bleek het Gijsbert van Oostveen te zijn. Hierdoor denken we weer terug aan de laatste dagen van den oorlog, toen de Nazi-terreur, vlak voor de bevrijding van Zutphen, tien onschuldige menschen op gruwzame wijze doodschoot. De laatste jaren was Van Oostveen instructeur bij de verzetsgroepen. Maar het werk dat hij deed was voor hem niet een kwestie van avonturierschap; hij wist in alle eenvoudigheid dat God dit van hem eischte. De oorlog was totalitair, hij wist dat stil blijven zitten zonde beteekende. Met vele anderen is hij heengegaan. Met zijn dood bekocht hij onze vrijheid. Laat dit ons toch een aansporing zijn!’, aldus een klein artikel in het verzetsdagblad Trouw van dinsdag 7 augustus 1945. Een paar dagen later wordt Gijs van Oostveen onder grote belangstelling begraven; zijn vrouw en vijf kinderen verlaten zo snel mogelijk de stad die voor hen zo veel traumatische herinneringen oproept.

Een goed huwelijk

Gijs van Oostveen wordt na de middelbare school opgeleid als bakker in het bedrijf van zijn vader. Hij probeert zich zelfstandig te vestigen, zeker nadat hij zijn toekomstige vrouw Co Both heeft ontmoet en naar haar geboorteplaats Gorinchem verhuist. Het stel vormt een goede eenheid: hardwerkend, talentvol en ambitieus, rechtlijnig en standvastig in hun geloof. Ze trouwen in 1931. In het tweede helft van de jaren dertig vindt Gijs een baan bij een verzekeringsmaatschappij (‘De Onderlinge ’s-Gravenhage’) en dit werk is hem op het lijf geschreven. Hij is goed met cijfers en kan mensen overtuigen. In 1942 stapt hij over naar ‘De Nederlanden van 1845’, waar ze erg tevreden over hem zijn. Dit blijkt uit loonsverhogingen en gratificaties; in de begeleidende brieven wordt hij ‘de rechte man op de rechte plaats’ genoemd. Door dit succes verhuist het gezin, inmiddels zijn er twee zoons (Wim en Ad) en twee dochters (Nel en Hanneke), naar een fraai herenhuis in Zutphen. Daar wordt in maart 1944 de jongste dochter Noortje geboren.

Een noodzakelijke beslissing

De carrière van Gijs van Oostveen speelt zich af in een tijd van crisis en oorlog. In de jaren van de mobilisatie (1939-1940) dient hij bij het Depot Motordienst. Hij is eigenlijk tegen het leger, maar zijn plichtsgevoel is sterker. Dit blijkt ook na zijn verhuizing naar Zutphen. Het echtpaar Van Oostveen sluit vriendschap met de leraar gymnastiek Hage. Zijn vrouw is joods en door haar zien ze van nabij wat de mensonterende gevolgen zijn van de Duitse bezetting. Zoon Wim herinnert zich: ‘Ik denk dat het lot van de joodse bevolking in Zutphen voor mijn vader doorslaggevend is geweest om zich aan te sluiten bij het gewapend verzet. Mijn moeder stond achter hem, ik weet dat ze die beslissing samen hebben genomen. Hij hielp mee met het verbergen van gedropte wapens en door zijn ervaring als militair kon hij burgers laten zien hoe je die moest gebruiken. Hij kon dat doen doordat hij een fiets mocht hebben voor zijn werk; bovendien deed hij een deel van de voedselinkoop voor de ‘Centrale Keuken’ in Zutphen. Hij ging vaak op tochten langs de boeren in de omgeving; hij kwam overal. Ik mocht wel met hem mee en begreep dan lang niet alles van wat er besproken werd, maar dat het om meer dan aardappelen ging was ik me wel bewust.’

De arrestatie

In de laatste maanden van de oorlog wordt de sfeer in Zutphen steeds grimmiger. De Slag om Arnhem is weliswaar geëindigd in een fiasco voor de geallieerde troepen, maar iedereen, ook de Duitse bezetters, beseffen dat de oorlog niet lang meer kan duren. In die fase krijgt een fanatieke SS-man de opdracht orde op zaken te stellen in de onrustige stad. Ludwig Heinemann zou in korte tijd de bijnaam ‘het beest van Zutphen’ verdienen en niet ten onrechte. Hij opent een wraakzuchtige jacht op het verzet en in korte tijd zitten de gevangenissen vol. Gijs van Oostveen is ondergedoken, maar hij is niet voorzichtig genoeg. Hij loopt regelmatig door het centrum van Zutphen en komt zelfs zo nu en dan thuis. Als hij voor het hoofdkwartier van Heinemann een paar keer opvallend heen en weer loopt stuurt de Duitser zijn Nederlandse trawanten achter hem aan. Wat toen gebeurde staat Wim in het geheugen gegrift: ‘Een bevriende dokter kwam bij ons binnenlopen en zei dat vader werd gearresteerd. Mijn moeder is met Noortje op de arm en met de andere kinderen er achteraan de straat op gerend; mijn vader werd net door een Nederlandse SD’er naar het gevang overgebracht. Mijn ouders hebben nog met elkaar gepraat, daar op straat met ons doodsbang ernaast. Achteraf denk ik wel eens: waarom is hij niet ontsnapt, toen kon het misschien nog. Hij zei tegen me: ‘Zorg goed voor je moeder’. Ik ben later nog teruggerend en zag hoe hij de trappen van het gerechtsgebouw opliep. Onvoorstelbaar maar zo is het gebeurd.’

Het einde op de IJsselkade

Uit latere getuigenissen blijkt dat Van Oostveen zwaar is gemarteld door Heinemann en zijn helpers. Harde zang en muziek moet het schreeuwen en kermen van de gevangenen overstemmen; dat alles terwijl Heinemann liters jenever achterover slaat die door Nederlanders is ‘betaald’ om uit de handen van de SS te blijven. Enkele dagen voor de bevrijding van de stad besluit Heinemann dat de ergste ‘terroristen’ niet in handen van de geallieerde legers mogen vallen. Hij laat verschillende verzetsmensen executeren op de binnenplaats van de gevangenis. Op 31 maart laat hij tien mannen, waaronder Gijs van Oostveen, uit de cellen halen. Ze worden met touw gebonden en in drie groepen naar de IJsselkade gebracht en zonder meer doodgeschoten. De lichamen worden in de rivier gegooid. Als door een wonder is één van hen slechts licht gewond; hij overleeft het drama en zal later tegen Heinemann getuigen. In december 1946 wordt de Duitser voor het Bijzonder Gerechtshof in Arnhem ter dood veroordeeld; er is overtuigend bewijs dat hij direct betrokken is bij de moord op meer dan veertig mensen. Een paar maanden later sterft hij voor het vuurpeloton; de vier Nederlandse handlangers met wie hij zijn wandaden uitvoerde komen er af met celstraffen. In de jaren zestig zijn zij allen vrij man.

Onbekend verleden

De jongste dochter Noortje heeft haar vader nooit gekend: ‘Hij was voor mij een grote onbekende; op school schaamde ik me dat ik geen vader had, zoals de andere kinderen. Er werd thuis ook niet over gepraat. Op de schoorsteenmantel stond zijn portret en een foto van zijn graf; een soort gezwegen aanwezigheid. We woonden in Zeist en liepen jaarlijks mee met de stille tocht bij de dodenherdenking. Maar ook omdat mijn moeder in 1964 jong is overleden liet ik het verleden rusten. Na mijn opleiding op de School voor de Journalistiek ging ik bij de NCRV werken. Ik reisde de hele wereld over en verdiepte me in allerlei onderwerpen, ik was bestuurslid van het Comité 4 en 5 mei, maar over mijn eigen vader wist ik eigenlijk niets. Bij een herdenking in Zutphen in 1985 werd ik voor het eerst met dat verleden geconfronteerd, maar ik durfde het nog niet aan verder te gaan zoeken. In 1992 was ik voorlichter bij de Gemeente Amsterdam ten tijde van de Bijlmerramp. Toen begreep ik wat het betekende voor mensen om niets te weten over het lot van hun familieleden, dat er geen lichamen waren. Ik besefte wat mijn moeder had doorstaan in de maanden dat ze zeker wist dat mijn vader dood was, maar hij nog niet gevonden was.’

Onbekend verleden

De jongste dochter Noortje heeft haar vader nooit gekend: ‘Hij was voor mij een grote onbekende; op school schaamde ik me dat ik geen vader had, zoals de andere kinderen. Er werd thuis ook niet over gepraat. Op de schoorsteenmantel stond zijn portret en een foto van zijn graf; een soort gezwegen aanwezigheid. We woonden in Zeist en liepen jaarlijks mee met de stille tocht bij de dodenherdenking. Maar ook omdat mijn moeder in 1964 jong is overleden liet ik het verleden rusten. Na mijn opleiding op de School voor de Journalistiek ging ik bij de NCRV werken. Ik reisde de hele wereld over en verdiepte me in allerlei onderwerpen, ik was bestuurslid van het Comité 4 en 5 mei, maar over mijn eigen vader wist ik eigenlijk niets. Bij een herdenking in Zutphen in 1985 werd ik voor het eerst met dat verleden geconfronteerd, maar ik durfde het nog niet aan verder te gaan zoeken. In 1992 was ik voorlichter bij de Gemeente Amsterdam ten tijde van de Bijlmerramp. Toen begreep ik wat het betekende voor mensen om niets te weten over het lot van hun familieleden, dat er geen lichamen waren. Ik besefte wat mijn moeder had doorstaan in de maanden dat ze zeker wist dat mijn vader dood was, maar hij nog niet gevonden was.’

Een persoonlijke keuze

‘Wim en mijn zussen vonden het prima, maar mijn jongste broer Ad wilde er niet mee geconfronteerd worden. Hij heeft zich altijd tegen het verleden afgezet, is naar de Verenigde Staten gegaan en heeft daar zijn eigen weg gezocht. Hij is in 2008 overleden; voor zijn kinderen hebben we het stuk vertaald, en die waren er erg van onder de indruk, ze wisten niets van hun grootvader. Het lijkt me toch belangrijk, voor alle jonge mensen. Het graf van vader is nu op het ereveld in Loenen en in 2009 heb ik daar bij de herdenking iets mogen zeggen. Ik heb de nadruk gelegd op de persoonlijke keuze. Onze moeder heeft ons helemaal niet anti-Duits opgevoed. Op die vreselijke dag in maart 1945 is vader doodgeschoten door Nederlanders. Niet je afkomst of je van huis meegekregen identiteit bepalen of je de juiste keuze maakt tussen goed en kwaad. Kiezen doe je als persoon; je bent zelf verantwoordelijk. Je moet beslissen met je verstand, je hart en je geweten.’

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief